ECLI:NL:CRVB:2018:2055
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herroeping van ontslagbesluit en terugvordering van onterecht ontvangen uitkeringen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 1990 in vaste dienst was bij de gemeente Amsterdam, had in 2010 ontslag gekregen. Dit ontslagbesluit werd in 2014 door de Raad herroepen. In 2015 werd de appellant geïnformeerd dat hij ten onrechte een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering (BWW) had ontvangen, en dat deze teruggevorderd zou worden. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam vorderde een bedrag van € 14.785,- terug, dat onterecht was uitgekeerd over de periode van 1 januari 2011 tot en met 6 juli 2013.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het terugvorderingsbesluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van de appellant besproken, waaronder de toepassing van de zes-maandenjurisprudentie en de bevoegdheid van het college om terug te vorderen. De Raad oordeelde dat de terugvordering rechtmatig was, omdat de appellant en het college beiden geconfronteerd werden met de onverschuldigdheid van de betaling door een wijziging van omstandigheden. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om de BWW terug te vorderen, en dat de eerste terugvorderingshandeling correct was uitgevoerd met de brief van 12 oktober 2015.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.