ECLI:NL:CRVB:2011:BR3548

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1460 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van teveel betaalde suppletie door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In deze zaak gaat het om de terugvordering van teveel betaalde suppletie aan een ambtenaar, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 juli 2011 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 10-1460 AW. De appellant, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, had eerder een besluit genomen tot terugvordering van een bedrag van € 9.317,09 aan ten onrechte verstrekte suppletie. Dit besluit was genomen op 3 september 2007, maar de rechtbank oordeelde dat de minister niet meer bevoegd was om tot terugvordering over te gaan, omdat de eerste mededeling tot terugvordering meer dan twee jaar na de betaalbaarstelling was gedaan.

De Raad heeft echter geoordeeld dat het besluit van 3 september 2007 wel degelijk als een eerste terugvorderingshandeling kan worden beschouwd, ondanks een onzorgvuldige omschrijving in het besluit. Loyalis, de organisatie die de terugvordering uitvoerde, was op dat moment de gemandateerde van de appellant en had de bevoegdheid om de terugvordering uit te voeren. De Raad verwijst naar eerdere rechtspraak die bevestigt dat ook een schriftelijke mededeling van een niet bevoegd bestuursorgaan als een eerste terugvorderingshandeling kan worden aangemerkt.

Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor nadere behandeling. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

10/1460 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 26 januari 2010, 09/3315 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
en
appellant
Datum uitspraak: 28 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2011. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.H.M.J. Arets, werkzaam bij Loyalis Maatwerkadministraties BV (hierna: Loyalis). Namens betrokkene is haar echtgenoot, [naam echtgenoot van betrokkene], verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Aan betrokkene is met ingang van 1 maart 2006 een suppletie-uitkering op grond van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijspersoneel (BZA) toegekend, in aanvulling op haar uitkering krachtens de WAO, die op dat moment berekend werd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%.
1.2. In maart 2007 is met terugwerkende kracht de WAO-uitkering verhoogd en berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van 27 augustus 2007 is aan betrokkene met ingang van 1 maart 2006 tevens een invaliditeitspensioen toegekend. De verhoging van de WAO-uitkering heeft geleid tot een nabetaling aan betrokkene.
1.3. Van betrokkene is bij besluit van 3 september 2007 een bedrag van € 9.317,09 teruggevorderd aan ten onrechte verstrekte suppletie en bovenwettelijke werkloosheidsuitkering over de periode van maart 2006 tot en met februari 2007. Bij besluit van 11 juni 2009 (hierna: bestreden besluit) is het bezwaar van betrokkene tegen de terugvordering gegrond verklaard en is een bedrag van € 4.719,61 teruggevorderd aan ten onrechte verstrekte suppletie over de periode van maart 2006 tot en met februari 2007.
2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Volgens de rechtbank was appellant niet meer bevoegd om tot terugvordering over te gaan omdat de eerste mededeling tot terugvordering namens het bevoegd gezag is gedaan meer dan twee jaren na de dag van betaalbaarstelling.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
3.1. Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat het besluit van 3 september 2007 wel als een eerste terugvorderingshandeling kan worden gezien. Daaraan doet niet af dat in dat besluit ten onrechte is vermeld dat de opdracht tot terugvordering namens het UWV is ingesteld. Hier is sprake van een onzorgvuldige omschrijving van de omstandigheid dat Loyalis op dat moment het UWV was opgevolgd als gemandateerde van appellant. Loyalis was als zodanig bevoegd om namens appellant ten onrechte of te veel betaalde suppletie terug te vorderen. Bovendien is het vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 3 juli 2008, LJN BD7241) dat ook een ondubbelzinnige schriftelijke mededeling van een niet bevoegd bestuursorgaan dat tot terugvordering zal worden overgegaan een eerste terugvorderingshandeling kan zijn.
3.2. Het hoger beroep van appellant slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Aangezien het geding naar het oordeel van de Raad nadere behandeling door de rechtbank behoeft, acht de Raad het gewenst de zaak met toepassing van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, van de Beroepswet terug te wijzen naar de rechtbank.
4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Wijst de zaak terug naar de rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en K. Zeilemaker en M.C. Bruning als leden, in tegenwoordigheid van B. Bekkers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2011.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) B. Bekkers.
EW