ECLI:NL:CRVB:2018:2005
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- J.L. Boxum
- E.C.G. Okhuizen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en bijschrijvingen op bankrekening
Op 3 juli 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft appellant, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had appellant uitgenodigd voor een gesprek over de rechtmatigheid van de bijstand en verzocht om bankafschriften van de afgelopen twaalf maanden. Tijdens dit gesprek werd geconstateerd dat er verschillende kasstortingen en bijschrijvingen op de bankrekening van appellant waren gedaan, waarvan een groot deel afkomstig was van een derde partij, aangeduid als [X].
Het college besloot de bijstand van appellant te herzien en een bedrag van in totaal € 3.686,05 terug te vorderen, omdat appellant geen melding had gemaakt van de bijschrijvingen, die volgens het college als inkomen moesten worden aangemerkt. Appellant betwistte dit en voerde aan dat de bijschrijvingen geen terugkerend karakter hadden en dat hij het geld direct contant aan [X] had gegeven. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de bijschrijvingen op de bankrekening van appellant wel degelijk als inkomsten moesten worden aangemerkt. De Raad stelde vast dat de bijschrijvingen een terugkerend karakter hadden en dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet vrijelijk over deze bedragen kon beschikken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college de bijschrijvingen terecht had aangemerkt als inkomsten, die op de bijstandsuitkering in mindering moesten worden gebracht. De uitspraak werd gedaan zonder proceskostenveroordeling.