Uitspraak
16.2295 PW
OVERWEGINGEN
.De beroepsgrond van appellante slaagt daarom niet.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de toepassing van de kostendelersnorm op de bijstandsverlening aan een moeder die samenwoont met haar meerderjarige zoon, die een Wajong-uitkering ontvangt. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De moeder ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam verlaagde haar bijstand met ingang van 1 juli 2015 tot 50% van de norm voor gehuwden, vanwege de kostendelersnorm. De moeder stelde dat deze regeling leidde tot ongerechtvaardigde discriminatie ten opzichte van AOW-gerechtigden, voor wie de kostendelersnorm niet geldt. De Raad oordeelde dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft en dat de verschillen in wetgeving gerechtvaardigd zijn door de verschillende doelstellingen van de Participatiewet en de Algemene Ouderdomswet. De Raad concludeerde dat er geen sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen, omdat de PW een voorziening is en de AOW een volksverzekering. De beroepsgrond van de moeder werd verworpen, evenals haar argument dat haar schrijnende situatie aanleiding had moeten zijn om de kostendelersnorm niet toe te passen. De Raad bevestigde dat de kostendelersnorm dwingendrechtelijk is en dat er geen ruimte is voor afwijkingen op basis van individuele omstandigheden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.