ECLI:NL:CRVB:2018:1926
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de overheveling van vakantie-uren door de korpschef van politie
In deze zaak gaat het om de vraag of de korpschef van politie rechtmatig 152 vakantie-uren van appellant heeft overgeheveld naar het jaar 2012. Appellant, die als ambtenaar werkzaam was, had verzocht om de overheveling van in totaal 289,15 vakantie-uren van 2011 naar 2012, omdat hij door ziekte geen gebruik had kunnen maken van zijn vakantie-uren. De korpschef stemde in met dit verzoek, maar beperkte de overheveling tot 152 uren, wat appellant betwistte. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de korpschef met toepassing van artikel 23, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) meer vakantie-uren heeft overgeheveld dan waarop appellant aanspraak maakte. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de korpschef in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid en dat er geen wettelijke basis is voor de aanspraak op meer dan 152 uur. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen, omdat appellant niet heeft aangetoond dat er een ondubbelzinnige toezegging is gedaan over de overheveling van meer uren. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.