ECLI:NL:CRVB:2018:1853
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herhaalde aanvraag voor Wajong-uitkering na eerdere afwijzingen en de rol van deskundigen in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak gaat het om een herhaalde aanvraag van appellant voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong), na twee eerdere afwijzingen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad voor de Rechtspraak heeft op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de rechtbank Midden-Nederland in haar eerdere oordeel is bevestigd. Appellant had in 2009 en 2011 aanvragen ingediend die beide zijn afgewezen, omdat hij niet als jonggehandicapte werd beschouwd. In 2014 diende appellant een derde aanvraag in, maar het Uwv weigerde om terug te komen op het eerdere besluit van 2011. De rechtbank oordeelde dat appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die een herziening van het besluit rechtvaardigden.
De Raad heeft in deze procedure een deskundige benoemd om de medische toestand van appellant te onderzoeken. Appellant heeft echter geen gehoor gegeven aan de uitnodigingen voor een gesprek met de deskundige en is ook niet verschenen op de zitting van de Raad. De Raad heeft geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was om het eerdere besluit te herzien. De Raad heeft de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangehaald, die de verplichtingen van partijen in dergelijke procedures uiteenzetten. De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere diagnoses van appellant, ADHD en PTSS, al bekend waren bij het Uwv en dat deze geen nieuwe feiten of omstandigheden vormden die een herziening van het besluit rechtvaardigden.
De uitspraak bevestigt de noodzaak voor appellanten om actief deel te nemen aan het proces en de gevolgen van het niet meewerken aan deskundigenonderzoeken. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.