ECLI:NL:CRVB:2018:1836
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor schulden op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor schulden, welke was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Almere. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant beschikte over middelen om in zijn levensonderhoud te voorzien en dat de schulden niet in aanmerking kwamen voor bijstandsverlening volgens artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Participatiewet (PW).
De Raad heeft vastgesteld dat appellant bijstand ontving en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er zeer dringende redenen waren om bijzondere bijstand te verlenen. De Raad benadrukte dat de voorwaarden voor het verlenen van bijzondere bijstand strikt zijn en dat appellant niet kon aantonen dat zijn situatie niet op een andere manier verholpen kon worden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels rondom bijstandsverlening en de noodzaak voor aanvragers om aan te tonen dat zij in een uitzonderlijke situatie verkeren om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.