1.5.Bij besluit van 22 februari 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 4 mei 2016 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur de bijstand van appellante bij wijze van maatregel met ingang van 1 februari 2016 voor de duur van twee maanden met 100% verlaagd. Aan de besluitvorming heeft het dagelijks bestuur ten grondslag gelegd dat appellante niet heeft voldaan aan de onder 1.3 vermelde afspraken. Appellante heeft daarmee geen medewerking verleend aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Voor de duur van de maatregel is rekening gehouden met het feit dat sprake is van recidive onder verwijzing naar de bij het besluit van 18 november 2015 opgelegde maatregel.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Op grond van artikel 18, vierde lid, van de PW verlaagt het college in ieder geval de bijstand overeenkomstig het vijfde, zesde, zevende of achtste lid ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de volgende verplichtingen:
(…)
h. het gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
4.1.2.Op grond van het vijfde lid van artikel 18 van de PW verlaagt het college, in het geval van het niet nakomen van een verplichting bedoeld in het vierde lid, de bijstand met 100% voor een bij de verordening als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a van de PW vastgestelde periode van ten minste een maand en ten hoogste drie maanden
4.1.3.Op grond van artikel 18, zesde lid, van de PW verlaagt het college, in het geval de belanghebbende de verplichting als bedoeld in het vierde lid niet nakomt binnen twaalf maanden nadat het vijfde lid toepassing heeft gevonden, in afwijking van het vijfde lid, de bijstand met 100% voor een bij de verordening als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de PW vastgestelde periode die in ieder geval langer is dan de op grond van het vijfde lid vastgestelde periode van verlaging en ten hoogste drie maanden.
4.1.4.Aan het vijfde en zesde lid van artikel 18 van de PW is toepassing gegeven bij de Afstemmingsverordening Participatiewet gemeente Assen 2015 (Afstemmingsverordening), die op 1 januari 2015 in werking is getreden en per 1 januari 2016 is gewijzigd. Op grond van artikel 10 van de Afstemmingsverordening wordt bij niet nakoming van artikel 18, vierde lid, van de PW een maatregel opgelegd voor de duur van één maand. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Afstemmingsverordening bedraagt de verlaging honderd procent van de bijstandsnorm gedurende twee maanden als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is toegepast vanwege een gedraging als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de wet, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als bedoel in artikel 18, vierde lid, van de wet.
4.1.5.Op grond van artikel 18, negende lid, van de PW ziet het college af van het opleggen van een maatregel, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
4.1.6.Op grond van artikel 18, tiende lid, van de PW stemt het college een op te leggen maatregel of een opgelegde maatregel af op de omstandigheden van de belanghebbende en diens mogelijkheden om middelen te verwerven, indien naar zijn oordeel, gelet op bijzondere omstandigheden, dringende redenen daartoe noodzaken.