Uitspraak
16.8059 PW, 17/490 PW
18 november 2016, 16/3884 (aangevallen uitspraak 1) en 10 januari 2017, 16/3883 (aangevallen uitspraak 2)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de rechtbank Rotterdam. Appellante had aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van geneesmiddelen en de verzekering van een gehoorapparaat voor haar minderjarige zoon. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had deze aanvragen afgewezen, met als argument dat de kosten onder de dekking van de collectieve zorgverzekering vallen en dat er geen acute noodsituatie was die bijzondere bijstand rechtvaardigde.
De Raad heeft vastgesteld dat de Zvw en de daarop gebaseerde regelgeving in principe als een voorliggende, toereikende en passende voorziening worden beschouwd. Dit betekent dat als er een bewuste keuze is gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van kosten binnen de voorliggende voorziening, er geen recht op bijzondere bijstand bestaat. De Raad oordeelde dat de kosten voor de verzekering van het gehoorapparaat en de eigen bijdrage voor orthopedische schoenen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen, omdat deze kosten als niet noodzakelijk worden aangemerkt binnen de Zvw.
De Raad heeft ook het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel verworpen, omdat eerdere toekenningen van bijzondere bijstand geen garantie bieden voor toekomstige aanvragen. De uitspraak bevestigt dat de hoger beroepen van appellante niet slagen en dat de eerdere uitspraken van de rechtbank in stand blijven.