ECLI:NL:CRVB:2018:1707
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en de herkomst van een storting op de bankrekening van de appellant
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die in afwachting van de beslissing op zijn aanvraag om bijstand een bedrag van € 900,- op zijn eigen rekening heeft gestort. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant heeft gesteld dat het bedrag dat hij heeft gestort afkomstig is van een lening van zijn broer, maar heeft dit niet aannemelijk kunnen maken. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het bedrag van € 900,- als inkomen moet worden aangemerkt, omdat de herkomst van de storting onduidelijk is gebleven. De Raad bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat de appellant niet met objectieve en verifieerbare gegevens heeft aangetoond dat het bedrag als lening kan worden aangemerkt. De Raad wijst erop dat de appellant geen nieuwe gronden heeft aangevoerd in hoger beroep en dat de rechtbank de eerdere beroepsgronden afdoende heeft besproken. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.