ECLI:NL:CRVB:2018:162
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van de ANW-uitkering en de toepassing van het woonlandbeginsel
In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Turkije, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) met betrekking tot haar uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellante ontving al voor 1 juli 2012 een ANW-uitkering, maar vanaf 1 januari 2013 werd de hoogte van deze uitkering vastgesteld met toepassing van de woonlandfactor. Appellante heeft geen tijdig bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Svb van 11 december 2012, waarin deze wijziging werd medegedeeld. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 januari 2018 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat er geen rechtsregel of -norm is die de Svb verplicht om een eerder genomen, in rechte onaantastbaar besluit ambtshalve te herzien met volledige terugwerkende kracht. Appellante stelde dat het herstel van haar volledige ANW-uitkering met terugwerkende kracht naar 1 januari 2013 moest plaatsvinden, maar de Raad bevestigde dat het besluit van 11 december 2012 in rechte vaststaat. De Raad verwees naar eerdere uitspraken waarin vergelijkbare zaken zijn behandeld en concludeerde dat de rechtbank terecht het beroep ongegrond heeft verklaard.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat appellante de mogelijkheid had om tijdig bezwaar te maken tegen het besluit van de Svb, maar dit niet heeft gedaan. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, met H. Achtot als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.