Uitspraak
15.2713 ZW
31 maart 2015, 14/5764 (aangevallen uitspraak)
mr. W. de Rooy-Bal.
OVERWEGINGEN
[werkgever] in de functie van [functie A]. Het dienstverband is door middel van een vaststellingsovereenkomst met ingang van 22 februari 2013 geëindigd. Bij besluit van
18 februari 2013 heeft het Uwv de werknemer met ingang van 25 februari 2013 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
20 september 2013 een voorschot toegekend op de ZW-uitkering met ingang van 24 april 2013.
24 april 2013 in aanmerking gebracht voor een ZW-uitkering in verband met arbeidsongeschiktheid die zou zijn ontstaan tijdens het dienstverband met appellante. Volgens appellante is de werknemer tot en met 19 juli 2013 verplicht verzekerd geweest op grond van artikel 7, aanhef en onder a, van de ZW. De werknemer heeft immers feitelijk tot en met
19 juli 2013 een WW-uitkering ontvangen en het Uwv heeft zijn besluit van 18 februari 2013, waarbij de werknemer met ingang van 25 februari 2013 in aanmerking is gebracht voor een WW‑uitkering, nimmer herzien of ingetrokken.
(1 punt x wegingsfactor 0,5) voor het indienen van het verzoek ter zitting.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (Minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 500,-;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (Minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 250,50.
A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2018.