ECLI:NL:CRVB:2018:1570
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraken inzake toekenning uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van eerdere uitspraken met betrekking tot de toekenning van uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De verzoekers, de erven van [naam 2], hadden eerder een verzoek om herziening ingediend naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van 15 december 2016, waarin hun eerdere verzoeken om uitkeringen waren afgewezen. De Raad had in die uitspraak geoordeeld dat de psychische en lichamelijke klachten van [naam 2] niet aan zijn oorlogservaringen konden worden toegeschreven.
De verzoekers baseerden hun herzieningsverzoek op een verklaring van de longarts van [naam 2], die stelde dat [naam 2] emotioneel veel bezig was met zijn oorlogservaringen en dat zijn longaandoening mogelijk een oorsprong had in zijn slechte gezondheidstoestand uit die tijd. De Raad oordeelde echter dat de verklaring niet kon worden aangemerkt als een nieuw feit of nieuwe omstandigheid die tot een andere uitspraak zou hebben kunnen leiden. Volgens de Raad voldeed de verklaring niet aan de vereisten van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze dateerde van na de eerdere uitspraak en geen nieuwe feiten of omstandigheden aan het licht bracht.
De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening moest worden afgewezen, omdat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak zonder nieuw bewijs. De beslissing werd genomen door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier L.V. van Donk, en werd openbaar uitgesproken op 24 mei 2018.