ECLI:NL:CRVB:2018:1536
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering op basis van onrechtmatig verkregen bewijs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000, had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn studiefinanciering door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister had de studiefinanciering herzien naar de norm voor thuiswonende studenten, gebaseerd op bevindingen van een onderzoek naar de woonsituatie van de appellant. Dit onderzoek was uitgevoerd door controleurs die in opdracht van de minister werkten, maar waarvan de bevindingen als onbevoegd verkregen werden beschouwd omdat een van de controleurs als payroller werkzaam was.
De Raad oordeelde dat de minister onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de appellant niet op zijn basisregistratie personen (brp) adres woonde. De reisgegevens die door de minister waren overgelegd, waren niet voldoende om de herziening van de studiefinanciering te rechtvaardigen, omdat deze gegevens alleen in bijzondere gevallen als bewijs kunnen dienen. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berustte en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.505,- bedroegen, en werd het griffierecht van € 169,- vergoed.