In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de toekenning van een WGA-vervolguitkering. Appellant had eerder verzocht om een WIA-uitkering wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid, maar zijn aanvraag was afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Raad oordeelt dat het Uwv op juiste gronden de WGA-vervolguitkering heeft toegekend met ingang van 25 juni 2012, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 61,08% is vastgesteld. De Raad heeft de rapporten van deskundigen, waaronder psychiater E. van Duijn en reumatoloog dr. G.H.C. Schardijn, gevolgd en concludeert dat de FML van 17 januari 2017 voldoende rekening houdt met de belastbaarheid van appellant. De Raad heeft ook overwogen dat de redelijke termijn van de procedure is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.500,- aan appellant. De kosten van rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 2.755,50, die het Uwv moet vergoeden. De uitspraak van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd, maar het beroep tegen het besluit van 22 februari 2017 is ongegrond verklaard.