ECLI:NL:CRVB:2018:1422
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag om uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1964, een herhaalde aanvraag ingediend om als tweede generatie-oorlogsslachtoffer gelijkgesteld te worden met de vervolgde, op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers (Wuv). De oorspronkelijke aanvraag van appellante uit 1992 was afgewezen, en eerdere verzoeken om herziening zijn ook afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 mei 2018 uitspraak gedaan over de afwijzing van de herhaalde aanvraag. De Raad oordeelde dat er geen bewijs was dat verweerder destijds een duidelijke, verwijtbare fout heeft gemaakt bij de beoordeling van de aanvragen. De Raad heeft vastgesteld dat de medische adviezen van geneeskundig adviseurs en psychiater Hoek zijn betrokken bij de besluitvorming en dat de psychische klachten van appellante niet in overwegende mate te relateren zijn aan de vervolgingsgevolgen van haar moeder. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de redelijke termijn voor de procedure was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 500,- aan appellante. Tevens werden de proceskosten van appellante vergoed tot een bedrag van € 250,50.