ECLI:NL:CRVB:2018:1420
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en afwijzing nieuwe aanvraag in verband met marktplaatsactiviteiten
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die sinds 28 maart 2012 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. Naar aanleiding van anonieme meldingen over zijn financiële situatie heeft de gemeente Den Haag een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant zijn bijstandsrecht niet kon aantonen, omdat hij nauwelijks pinbetalingen had gedaan en geen contante bedragen van zijn bankrekening had opgenomen. De gemeente trok de bijstand per 1 februari 2015 in en vorderde eerder verstrekte bijstandsbedragen terug. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar zijn beroep werd ongegrond verklaard door de rechtbank. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn financiële situatie en dat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de afwijzing van de nieuwe aanvraag om bijstand ook werd bekrachtigd. De Raad concludeerde dat appellant niet had aangetoond dat er sprake was van een wijziging in zijn omstandigheden die recht zou geven op bijstand. De uitspraak werd gedaan op 17 april 2018.