ECLI:NL:CRVB:2018:1386
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering na schending medewerkingsplicht bij onaangekondigd huisbezoek
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van appellante door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De intrekking vond plaats na een onaangekondigd huisbezoek op 15 mei 2015, waarbij appellante weigerde medewerking te verlenen. Het college had eerder in mei 2008 de bijstand beëindigd vanwege samenwoning met een andere persoon, maar had vanaf 7 februari 2012 opnieuw bijstand verstrekt op basis van de Participatiewet. De aanleiding voor het huisbezoek was een anonieme tip over mogelijke samenwoning met deze persoon. De sociale recherche voerde een onderzoek uit, maar appellante weigerde het huisbezoek, ondanks dat zij op de gevolgen werd gewezen. Het college concludeerde dat appellante haar medewerkingsplicht had geschonden, wat leidde tot de intrekking van de bijstand. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de waarnemingen en de anonieme tip voldoende grond vormden voor het huisbezoek en dat er geen sprake was van stelselmatige observaties. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de intrekking van de bijstand rechtmatig was.