ECLI:NL:CRVB:2018:132
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WW-uitkering aan directeur-grootaandeelhouder op basis van polisadministratie
In deze zaak heeft appellant op 19 november 2015 een WW-uitkering aangevraagd, waarbij hij aangaf sinds 6 september 2013 in dienst te zijn bij [naam B.V.]. Het UWV heeft de aanvraag afgewezen op basis van de polisadministratie, waaruit bleek dat appellant directeur-grootaandeelhouder (dga) was en derhalve niet verzekerd voor de WW. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Oost-Brabant heeft de beslissing van het UWV bevestigd, waarbij werd overwogen dat appellant als dga niet in aanmerking kwam voor een WW-uitkering.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij in loondienst was en dat hij gedurende 21 jaar premie heeft betaald. Het UWV heeft verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat volgens de Wet Werkloosheidswet (WW) een dga niet als werknemer wordt aangemerkt. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat appellant niet heeft aangetoond dat hij geen dga was. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met H.G. Rottier als voorzitter en A.I. van der Kris en E. Dijt als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 januari 2018. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.