ECLI:NL:CRVB:2018:1252
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- J.T.H. Zimmerman
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake bijstandsverlening en gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft verzoekster op 29 maart 2017 verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 18 februari 2014, waarin haar beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht ongegrond werd verklaard. Dit besluit betrof de intrekking van bijstand aan [naam A] en de terugvordering van bijstandsbetalingen op grond van het feit dat [A] en verzoekster een gezamenlijke huishouding voerden, zonder dit te melden bij het college. De Raad heeft de eerdere uitspraak bevestigd, omdat verzoekster geen zelfstandige beroepsgronden had aangevoerd tegen de medeterugvordering.
Verzoekster heeft ter onderbouwing van haar herzieningsverzoek een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden overgelegd, waarin zij op 15 februari 2017 is vrijgesproken van het ten laste gelegde feit van het onterecht ontvangen van bijstand. Verzoekster stelt dat dit arrest een feit is als bedoeld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat aanleiding zou moeten geven tot herziening van de eerdere uitspraak.
De Raad oordeelt echter dat het arrest niet kan worden aangemerkt als een feit of omstandigheid die voldoet aan de voorwaarden van artikel 8:119 van de Awb, omdat het arrest is gewezen na de eerdere uitspraak van de Raad. Bovendien blijkt uit de inhoud van het arrest niet dat er feiten zijn die vóór de uitspraak van 18 februari 2014 bekend waren en die achteraf anders blijken te zijn. De Raad concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor herziening, en wijst het verzoek om herziening af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.