ECLI:NL:CRVB:2018:120
Centrale Raad van Beroep
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet-naleving informatieverplichtingen door appellante
Op 16 januari 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 6 maart 2015 bijstand ontving op grond van de Participatiewet. De intrekking vond plaats omdat appellante niet reageerde op uitnodigingen van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht en niet de gevraagde informatie verstrekte, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank had eerder de beroepen van appellante tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. Appellante had aangevoerd dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat zij niet in staat was om haar verblijf in het buitenland door te geven. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellante onvoldoende had aangetoond dat er een relevante wijziging in haar omstandigheden was, waardoor zij recht had op bijstand. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de opgelegde boete van € 1.032,- en de afwijzing van de aanvraag om bijstand terecht waren.
De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van appellante was om ervoor te zorgen dat haar post adequaat werd behandeld tijdens haar verblijf in het buitenland. De bevindingen van huisbezoeken en het ontbreken van bewijs dat appellante op het opgegeven adres woonde, ondersteunden de beslissing van het college. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken op 16 januari 2018.