ECLI:NL:CRVB:2018:1118
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WW- en ZW-uitkering wegens uitkeringsfraude en gefingeerd dienstverband
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Appellant had een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend, maar het Uwv trok deze uitkering in na onderzoek naar mogelijke uitkeringsfraude. Het onderzoek, dat onder de naam 'Goud' werd uitgevoerd, wees uit dat appellant nooit daadwerkelijk in dienst was bij de werkgever, die inmiddels failliet was verklaard. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende bewijs had geleverd dat er geen sprake was van een dienstbetrekking en dat appellant niet verzekerd was voor de WW en ZW.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij wel degelijk in een dienstbetrekking had gewerkt. Hij voerde aan dat het Uwv onvoldoende onderzoek had gedaan naar zijn rol. Echter, de Raad voor de Rechtspraak bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De overgelegde salarisstroken werden als onbetrouwbaar beschouwd, en het onderzoek toonde aan dat deze valselijk waren opgemaakt. De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien en bevestigde de intrekking van de uitkeringen.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van appellant niet konden onderschrijven. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 11 april 2018.