ECLI:NL:CRVB:2018:1048
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WW- en ZW-uitkering wegens gefingeerd dienstverband
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante had een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend, maar na een ziekmelding werd zij in aanmerking gebracht voor een ZW-uitkering. Het Uwv heeft echter, na een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke uitkeringsfraude, de uitkeringen ingetrokken en teruggevorderd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv aannemelijk had gemaakt dat er geen sprake was van een dienstbetrekking tussen appellante en de gefingeerde werkgever [BV]. Appellante heeft in hoger beroep volgehouden dat er wel degelijk een privaatrechtelijke dienstbetrekking was, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellante niet met objectieve en verifieerbare gegevens kon aantonen dat zij daadwerkelijk voor [BV] had gewerkt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de intrekking en terugvordering van de uitkeringen terecht waren.