ECLI:NL:CRVB:2011:BR6777

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2746 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor orthodontiekosten wegens gebrek aan dringende redenen

In deze zaak heeft appellant, van Iraanse afkomst, bijzondere bijstand aangevraagd voor orthodontiekosten ten behoeve van zijn zoon. De kosten, die oplopen tot € 1.900,--, zijn gedeeltelijk vergoed door de aanvullende ziektekostenverzekering. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat volgens hen geen recht op bijzondere bijstand bestond en er geen zeer dringende redenen waren om af te wijken van deze regel. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

Appellant heeft hoger beroep ingesteld en betwist dat er geen zeer dringende redenen waren. Hij heeft een brief overgelegd van Ortho Center, waarin wordt gesteld dat er sprake was van een onderontwikkeling van de onderkaak van zijn zoon, wat leidde tot een voorwaartse overbeet en problemen met de kauwfunctie. De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het in beginsel aan appellant is om aan te tonen dat er sprake is van een acute noodsituatie die bijstand onvermijdelijk maakt. De Raad heeft echter geconcludeerd dat appellant hierin niet is geslaagd, omdat de overgelegde informatie niet voldoende was om een acute noodsituatie aan te tonen.

De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 30 augustus 2011.

Uitspraak

09/2746 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 7 mei 2009, 08/1249 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard (hierna: College)
Datum uitspraak: 30 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.P.J.L. Appelman, advocaat te Alkmaar, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 19 juli 2011, waar partijen, zoals tevoren bericht, niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, van Iraanse afkomst, heeft bijzondere bijstand gevraagd voor de kosten van orthodontie ten behoeve van zijn zoon [B.]. Die kosten zijn tot een bedrag van € 1.900,-- op grond van de aanvullende ziektekostenverzekering aan appellant vergoed, maar vallen volgens appellant aanmerkelijk hoger uit dan dat bedrag.
1.2. Bij besluit van 28 november 2008 (lees: 2007) heeft het College de aanvraag van appellant afgewezen.
1.3. Bij besluit van 25 maart 2008 heeft het College het bezwaar van appellant tegen het besluit van 28 november 2007 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het College zich op het standpunt gesteld dat appellant op grond van artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de Wet werk en bijstand (WWB) geen recht heeft op bijzondere bijstand voor de onderhavige kosten en dat ook geen sprake is van zeer dringende redenen om niettemin bijstand te verlenen, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 25 maart 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd, voor zover de rechtbank daarbij heeft geoordeeld dat in dit geval geen sprake is geweest van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft appellant daarbij een brief van 5 juni 2009 vanwege Ortho Center te Heerhugowaard overgelegd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt eerst vast dat in hoger beroep tussen partijen uitsluitend in geschil is of zich in het geval van [B.] zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB voordoen. Daarvoor dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. De Raad heeft al eerder overwogen - zie zijn uitspraak van 1 december 2009, LJN BK 6576 - dat een acute noodsituatie aan de orde is indien een situatie van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
4.2. De Raad stelt voorop dat het in beginsel op de weg ligt van degene die een beroep doet op zeer dringende redenen in de zin van artikel 16 van de WWB om aan de hand van objectieve gegevens aannemelijk te maken dat sprake is van een acute noodsituatie in vorenvermelde zin.
4.3. Naar het oordeel van de Raad is appellant ook in hoger beroep hierin niet geslaagd. In de door hem overgelegde, onder 3 genoemde brief vanwege Ortho Center is verklaard dat er sprake was van een onderontwikkeling van de onderkaak waardoor er een voorwaartse overbeet aanwezig was van 9 millimeter, dat [B.] hierdoor werd bemoeilijkt in de kauwfunctie en dat zich tevens een esthetisch probleem voordeed. Hieruit kan de Raad echter niet afleiden dat er sprake was van een acute noodsituatie in de onder 4.1 bedoelde zin.
4.4. Dat appellant, zoals hij heeft aangevoerd, zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en kosten heeft bespaard door zich ondanks zijn beperkte inkomen aanvullend te verzekeren en dat die aanvullende verzekering in dit geval niet voldoende is gebleken, doet aan het vorenstaande niet af.
4.5. De Raad komt dan ook tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak bevestigd dient te worden.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2011.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) R. Scheffer.