ECLI:NL:CRVB:2017:873

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 maart 2017
Publicatiedatum
3 maart 2017
Zaaknummer
15/2824 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had eerder bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het Uwv, maar trok haar hoger beroep in nadat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar aan haar bezwaren tegemoet was gekomen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat het Uwv haar tegemoet is gekomen.

De Raad heeft in deze uitspraak de proceskosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 4.224,15. Dit bedrag is opgebouwd uit kosten voor verleende rechtsbijstand en kosten van een door appellante ingeschakelde deskundige, de verzekeringsarts R.A. Hollander. De Raad heeft de vergoeding voor de rechtsbijstand vastgesteld op € 1.485,- en de kosten van het rapport van de deskundige op € 2.739,15.

De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De beslissing is openbaar uitgesproken door J.P.M. Zeijen, in aanwezigheid van griffier R.L. Rijnen.

Uitspraak

15/2824 WIA
Datum uitspraak: 3 maart 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in
verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 maart 2015, 13/2848 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 5 augustus 2016 een tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2016:3011.
Het Uwv heeft op 30 september 2016 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij aan appellante een IVA-uitkering is toegekend met ingang van 21 september 2012.
Bij brief van 17 oktober 2016 heeft mr. P.D. Koren namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar aan haar bezwaren tegemoet is gekomen.
Appellante heeft vergoeding van kosten van verleende rechtsbijstand geclaimd in beroep en hoger beroep en een factuur van de door haar in hoger beroep ingeschakelde verzekeringsarts R.A. Hollander ingediend. Deze factuur bedraagt € 3.630,- inclusief BTW en is als volgt gespecificeerd:
- inlezen dossier 1,25 uur
- gesprek 8 juli 2015 2,25 uur
- reistijd [plaatsnaam]-[woonplaats] 5,5 uur
- rapportage 13 augustus 2015 11 uur
Op grond van artikel 2, eerste lid onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) wordt de vergoeding van de kosten van een door een partij ingeschakelde deskundige vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Bij het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) zijn deze tarieven vastgesteld. De Raad acht het bepaalde van artikel 2 van het Bts van toepassing op de vergoeding van het door de verzekeringsarts Hollander verrichte onderzoek. Hierin is bepaald dat ten hoogste € 116,09 per uur wordt vergoed met een maximum van 14 uur. Onder toepassing van artikel 8 van het Bts bedraagt de vergoeding wegens tijdverzuim ten hoogste
€ 116,09 per uur voor maximaal 9 uur per dag. Op grond van artikel 15 van het Bts worden de bedragen verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd.
Onder toepassing van de bovenvermelde bepalingen van het Bpb in samenhang met de bepalingen van het Bts stelt de Raad de vergoeding van de proceskosten vast op een bedrag van € 1.485,- wegens verleende rechtsbijstand in beroep (2 punten) en hoger beroep (1 punt) en op een bedrag van € 2.739,15 wegens kosten van het door de partijdeskundige Hollander opgemaakte rapport van 13 augustus 2015 (14 uur wegens rapportage en 5,5 uur wegens tijdverzuim, in totaal 19,5 uur vermeerderd met BTW), in totaal € 4.224,15.
Voor vergoeding van het door appellante betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep kan zij zich op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 8:41, zevende lid, van de Awb tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep tot een bedrag van in totaal € 4.224,15.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2017.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) R.L. Rijnen

IJ