ECLI:NL:CRVB:2017:873
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had eerder bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het Uwv, maar trok haar hoger beroep in nadat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar aan haar bezwaren tegemoet was gekomen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat het Uwv haar tegemoet is gekomen.
De Raad heeft in deze uitspraak de proceskosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 4.224,15. Dit bedrag is opgebouwd uit kosten voor verleende rechtsbijstand en kosten van een door appellante ingeschakelde deskundige, de verzekeringsarts R.A. Hollander. De Raad heeft de vergoeding voor de rechtsbijstand vastgesteld op € 1.485,- en de kosten van het rapport van de deskundige op € 2.739,15.
De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De beslissing is openbaar uitgesproken door J.P.M. Zeijen, in aanwezigheid van griffier R.L. Rijnen.