ECLI:NL:CRVB:2017:702
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WW-uitkering en toeslag wegens niet gemelde stage-uren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van een WW-uitkering en toeslag van appellante, die tijdens haar stage niet heeft gemeld dat zij meer dan het toegestane aantal uren werkte. Appellante ontving een WW-uitkering op basis van een gemiddeld aantal arbeidsuren van negen uur per week, maar heeft in werkelijkheid meer uren gewerkt tijdens haar stage bij een stichting. Het Uwv heeft de uitkering en toeslag ingetrokken en een bedrag van € 2.712,32 teruggevorderd, omdat appellante de stage niet had doorgegeven. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, en in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de stage had gemeld en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De wettelijke bepalingen schrijven voor dat het recht op WW-uitkering eindigt als de werknemer niet langer werkloos is voor het aantal arbeidsuren dat hij in een kalenderweek heeft. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht de WW-uitkering en toeslag heeft ingetrokken en teruggevorderd.