ECLI:NL:CRVB:2017:681
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen inkomsten uit verkoop en activiteiten voor Stichting
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer ongegrond heeft verklaard. Appellanten ontvingen sinds 21 juni 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding van appellanten over hun activiteiten op Facebook, heeft de gemeente een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten inkomsten uit de verkoop van kauwgomblisters en activiteiten voor een opgerichte Stichting hadden verzwegen. Het college heeft daarop besloten de bijstand over bepaalde periodes in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, omdat appellanten hun wettelijke inlichtingenverplichting hadden geschonden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellanten niet hebben aangetoond dat zij recht hadden op bijstand, omdat zij geen melding hebben gemaakt van de verzwegen inkomsten en de verstrengeling van hun persoonlijke financiën met die van de Stichting. De Raad stelt vast dat de appellanten niet in staat zijn geweest om aan te tonen dat zij, indien zij aan hun inlichtingenverplichting hadden voldaan, recht op bijstand zouden hebben gehad. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellanten niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.