ECLI:NL:CRVB:2017:676
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake indicatie voor persoonlijke verzorging AWBZ en medische adviezen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het CIZ, waarbij haar verzoek om uitbreiding van de zorgindicatie voor persoonlijke verzorging is afgewezen. Appellante, die sinds haar geboorte lijdt aan een parese aan de rechterarm, heeft in het verleden een indicatie voor persoonlijke verzorging ontvangen, maar deze werd door het CIZ op 22 augustus 2014 ingetrokken. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het CIZ heeft het bezwaar deels gegrond verklaard en een nieuwe indicatie verleend met een beperkte geldingsduur. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische adviezen die zijn uitgebracht door de medisch adviseur van het CIZ. Deze adviezen gaven aan dat appellante lichte beperkingen heeft op het gebied van persoonlijke verzorging, maar dat zij in staat is om met behulp van wettelijk voorliggende voorzieningen, zoals fysiotherapie en ergotherapie, haar zelfzorg te verrichten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de medische adviezen voldoen aan de eisen en dat appellante geen gegevens heeft ingebracht die de juistheid van deze adviezen in twijfel trekken.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar fysieke en psychische klachten haar belemmeren in de zelfzorg en dat zij liever door haar moeder en zus wordt ondersteund. De Raad heeft deze argumenten niet overtuigend geacht en heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak bevestigt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.