ECLI:NL:CRVB:2017:571
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en gebrek aan toegenomen beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die zich ziek had gemeld als productiemedewerker. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 23 november 2009 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellant stelde dat zijn gezondheidstoestand was verslechterd en dat hij recht had op een uitkering, maar de Raad oordeelde dat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was die voortkwam uit dezelfde ziekteoorzaak als eerder vastgesteld.
De Raad heeft het procesverloop in detail bekeken, inclusief eerdere uitspraken van de rechtbank Gelderland en de medische rapporten van verzekeringsartsen. De Raad concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen in vergelijking met de situatie in 2009. De Raad oordeelde dat de psychische klachten van appellant niet als toegenomen konden worden beschouwd, omdat er geen objectieve medische grond was voor deze klachten in 2014.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering, omdat er geen bewijs was van een oorzakelijk verband tussen de eerdere en latere arbeidsongeschiktheid.