ECLI:NL:CRVB:2017:508
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo met betrekking tot vreemdelingen en voorzieningen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had bezwaar gemaakt tegen de voorwaarden waaronder opvang werd geboden in Amsterdam. Het college had de aanvraag afgewezen, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank verklaarde het beroep van betrokkene gegrond en oordeelde dat hij recht had op maatschappelijke opvang. Zowel betrokkene als het college gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang wegneemt. De Raad stelde vast dat de opvang in een VBL in het algemeen als voldoende kan worden aangemerkt en dat vreemdelingen zich bij de VBL kunnen melden. De Raad oordeelde dat het college niet in gebreke was gebleven met betrekking tot de beslistermijn op het bezwaar van betrokkene. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de dwangsom, maar vernietigde de uitspraak voor het overige en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de rol van de vreemdelingenrechter in gevallen van niet-toelating tot opvang in een VBL.