Uitspraak
31 juli 2015, 14/6823 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
BESLISSING
€ 1.100,-;
Centrale Raad van Beroep
Op 15 februari 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/6108 WMO. De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 juli 2015, waarin de rechtbank het beroep van betrokkene gegrond verklaarde en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam opdroeg om maatschappelijke opvang te bieden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Betrokkene, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had bezwaar gemaakt tegen de voorwaarden waaronder opvang werd geboden in Amsterdam. Het college had deze bezwaren als een aanvraag om opvang aangemerkt en deze afgewezen.
De Raad overweegt dat de opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang wegneemt. De Raad stelt vast dat vreemdelingen zoals betrokkene zich bij de VBL hebben gemeld, maar niet zijn toegelaten. Dit leidt niet tot een ander oordeel, aangezien er beroep mogelijk is bij de vreemdelingenrechter. De Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte geen dwangsom heeft vastgesteld voor het te laat beslissen op het bezwaar van betrokkene. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond, waarbij het college wordt veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 1.100,- aan betrokkene.
De uitspraak benadrukt de rol van de VBL in de opvang van vreemdelingen en de juridische mogelijkheden die betrokkene heeft om tegen beslissingen van het college op te komen. De Raad concludeert dat de hoger beroepen slagen en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet in stand kan blijven.