ECLI:NL:CRVB:2017:4500

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
16/8071 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen bestuursrechtelijke premie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een geschil tussen appellante en het CAK over de verschuldigdheid van een bestuursrechtelijke premie. Appellante was door haar zorgverzekeraar aangemeld als wanbetaler, wat leidde tot de verplichting om een bestuursrechtelijke premie te betalen. Appellante maakte bezwaar tegen het besluit van het CAK, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellante in hoger beroep ging.

De Raad heeft vastgesteld dat het besluit van het CAK op 12 november 2015 aan appellante is verzonden, waardoor de bezwaartermijn is ingegaan. Appellante stelde dat zij het besluit pas later had ontvangen, maar de Raad oordeelde dat er geen verschoonbare reden was voor de termijnoverschrijding. Volgens de relevante wetgeving, met name artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht, kan er geen bezwaar of beroep worden ingesteld tegen besluiten over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, zij het met verbetering van gronden, en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

16.8071 ZVW, 16/5744 ZVW

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
25 november 2016, 16/5542 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CAK

Datum uitspraak: 20 december 2017
PROCESVERLOOP
Vanaf 1 januari 2017 oefent CAK in zaken als deze de bevoegdheden uit die voorheen door het Zorginstituut Nederland werden uitgeoefend. In deze uitspraak wordt onder CAK mede verstaan Zorginstituut Nederland.
Namens appellante heeft mr. M.M. van Til, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2017. Appellante is
– met voorafgaand bericht – niet verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.M. Nijman.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 16 november 2015 heeft CAK aan appellante bericht dat zij door haar zorgverzekeraar, [NV] , op 7 november 2015 is aangemeld als wanbetaler in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Daarom is zij vanaf december 2015 een bestuursrechtelijke premie verschuldigd van € 152,53 per maand.
1.2.
Appellante heeft op 29 januari 2016 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 november 2015. Daarbij heeft appellante vermeld dat zij het besluit van 16 november 2015 pas heeft ontvangen als bijlage bij een brief van 25 januari 2016 van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Daarom is de bezwaartermijn nog niet verstreken.
1.3.
Bij besluit van 27 juli 2016 (bestreden besluit) heeft CAK het bezwaar tegen het besluit van 16 november 2015 niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet tijdig bezwaar is gemaakt en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Tegen dat besluit heeft appellante beroep ingesteld.
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het volgende overwogen. Met de verzendadministratie en de daarop ter zitting gegeven toelichting heeft CAK aannemelijk gemaakt dat het besluit van 16 november 2015 is aangeboden aan PostNL en dat dit besluit op 12 november 2015 aan appellante is verzonden. De bezwaartermijn is op dat moment gaan lopen, zodat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Van een verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding is niet gebleken.
3. Appellante heeft de aangevallen uitspraak gemotiveerd bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Uit artikel 8:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in verbinding met artikel 7:1 van de Awb en artikel 1 van bijlage 2 van de Awb (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) volgt dat geen bezwaar kan worden gemaakt en geen beroep kan worden ingesteld tegen besluiten over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie (vergelijk de uitspraak van de Raad van 13 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:464).
4.2.
Dit betekent dat het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk en het beroep terecht ongegrond is verklaard, zij het niet op de juiste gronden.
4.3.
Het hoger beroep van appellante slaagt daarom niet en de aangevallen uitspraak wordt, met verbetering van gronden, bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en D.S. de Vries en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van L. Boersma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2017.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) L. Boersma

UM