ECLI:NL:CRVB:2017:4485
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheidsuitkering en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante had in 2007 en 2009 aanvragen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingediend, die door het Uwv waren geweigerd. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 27 december 2017 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de medische situatie van appellante op 14 maart 2013 niet zodanig verbeterd was dat zij in staat was haar werkzaamheden te hervatten. De deskundige die door de Raad was ingeschakeld, concludeerde dat appellante lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en dat haar klachten chronisch zijn. De Raad heeft het besluit van het Uwv vernietigd en geoordeeld dat appellante recht heeft op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan appellante en het Uwv tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand en reiskosten. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gerectificeerd met een latere uitspraak.