ECLI:NL:CRVB:2017:4484
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op ziekengeld na beëindiging wachttijd
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant en zijn recht op ziekengeld. Appellant had zich op 5 juli 2011 ziek gemeld vanwege psychische problemen en ontving tot 1 juli 2013 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Na deze datum heeft hij ervoor gekozen om een WW-uitkering aan te vragen, zonder een WIA-aanvraag in te dienen. De Raad oordeelt dat uit deze keuze niet kan worden afgeleid dat appellant hersteld was voor zijn arbeid. Er zijn geen aanwijzingen dat zijn gezondheidssituatie tussen 1 juli 2013 en 18 juli 2014 is gewijzigd. Op 18 juli 2014 meldde appellant zich opnieuw ziek met dezelfde klachten. De verzekeringsartsen hebben geconcludeerd dat appellant arbeidsongeschikt is gebleven voor zijn laatste arbeid. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft dit oordeel. De Raad stelt vast dat appellant geen recht heeft op een ZW-uitkering, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij in de relevante periode weer geschikt was voor arbeid. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.