Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding aan appellante van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een WAO-uitkering door het Uwv van appellante, die sinds 2002 een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellante heeft van 2007 tot en met 2013 jaarlijks een winstuitkering ontvangen van haar werkgever, maar heeft dit niet gemeld aan het Uwv. Het Uwv heeft daarop besloten om de WAO-uitkering te verlagen en een bedrag van € 10.947,92 terug te vorderen, alsook een boete van € 6.720,- op te leggen wegens schending van de inlichtingenplicht. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het Uwv heeft de bezwaren ongegrond verklaard, met uitzondering van de boete, die werd verlaagd naar € 1.240,-. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende op haar argumenten is ingegaan en dat de winstuitkering niet als inkomen moet worden beschouwd in de maanden waarin deze is ontvangen, maar alleen in de maand van uitbetaling. Het Uwv heeft echter gesteld dat de winstuitkering moet worden toegerekend aan het gehele kalenderjaar. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv terecht de winstuitkering heeft verrekend met de WAO-uitkering over het gehele kalenderjaar en dat de boete terecht is opgelegd. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek van appellante om vergoeding van wettelijke rente afgewezen.