ECLI:NL:CRVB:2017:4384
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van terugvordering bijstandsverlening en beslagvrije voet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellanten ontvingen bijstand op grond van de Wet werk en bijstand, maar hun bijstand werd ingetrokken en herzien door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De rechtbank had het beroep van appellanten gegrond verklaard voor een deel, maar de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand gelaten. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij zich richtten op de inhoudingen op hun bijstand en de niet in acht genomen beslagvrije voet. Tijdens de zitting bleek dat appellanten de teruggevorderde bedragen volledig hadden afgelost, en dat zij met hun hoger beroep wilden bereiken dat het college erkent dat het een fout heeft gemaakt. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellanten geen procesbelang meer hadden, omdat het college de beslagvrije voet had veronachtzaamd, maar er materieel niets meer voor hen kon worden gedaan. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2017.