ECLI:NL:CRVB:2017:4359
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na eerstejaars ZW-beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op ziekengeld van appellant, die zich ziek had gemeld als koerier. Appellant had zich op 6 januari 2014 ziek gemeld vanwege psychische klachten en ontving vanaf 3 februari 2014 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Na een eerstejaars ZW-beoordeling op 13 november 2014, waarbij appellant belastbaar werd geacht, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 22 december 2014 besloten dat appellant per 6 februari 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar de rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn psychische klachten en beperkingen waren onderschat. Hij stelde dat hij onder invloed van cannabis en medicijnen was tijdens de hoorzitting en overhandigde verschillende medische stukken ter ondersteuning van zijn standpunt. Het Uwv pleitte voor bevestiging van de eerdere uitspraak, verwijzend naar een rapport van een verzekeringsarts.
De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant geen aanleiding gaven om de eerdere uitspraak te herzien. De verzekeringsarts had voldoende rekening gehouden met de psychische klachten van appellant en er waren geen nieuwe relevante medische feiten of omstandigheden die de beoordeling konden veranderen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met E. Dijt als voorzitter.