In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die zich op 11 december 2006 ziek meldde met psychische klachten, heeft in 2007 een hersteldverklaring ontvangen, waarna het Uwv concludeerde dat zij de wachttijd van 104 weken niet had volbracht. Appellante heeft in hoger beroep medische stukken overgelegd die betrekking hebben op haar situatie in 2017, maar de Raad oordeelt dat deze geen nieuw licht werpen op haar situatie in 2007. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin werd geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij de vereiste wachttijd niet heeft volbracht. De Raad wijst het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelt het Uwv tot betaling van de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.970,- bedragen.