ECLI:NL:CRVB:2017:4335
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm en onderzoeksplicht bij bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 1996 bijstand ontvangt, was in geschil met het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de toepassing van de kostendelersnorm. Het college had vastgesteld dat de meerderjarige zoon van appellant op zijn uitkeringsadres stond ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) en had de bijstand van appellant per 1 juli 2015 gewijzigd op basis van deze inschrijving. Appellant betwistte echter dat zijn zoon feitelijk op dat adres woonde en stelde dat de inschrijving slechts een postadres betrof.
De Raad oordeelde dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan naar de feitelijke woonsituatie van de zoon van appellant. De enkele inschrijving in de BRP was niet voldoende om te concluderen dat de zoon daadwerkelijk op het uitkeringsadres woonde. De Raad benadrukte dat het aan het college was om de nodige feiten te verifiëren, vooral gezien de betwisting door appellant. Het college had geen deugdelijk onderzoek ingesteld, wat leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid.
De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant gegrond. Tevens werden de besluiten van het college tot herziening van de bijstand herroepen, en werd bepaald dat appellant recht had op een toeslag van 20% op zijn bijstandsuitkering. Het college werd veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.970,- bedroegen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 december 2017.