ECLI:NL:CRVB:2017:4290
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake inkomensondersteuning AOW en vervanging van tegemoetkoming KOB
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die in Marokko woont en een pensioen ontvangt op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De appellant heeft een korting op zijn AOW-pensioen omdat hij een aantal jaren niet verzekerd is geweest. Tot 1 januari 2015 ontving hij een tegemoetkoming KOB, maar deze is vervangen door een inkomensondersteuning AOW, die aanzienlijk lager is. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van de appellant ongegrond heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat de vervanging van de tegemoetkoming KOB door de lagere inkomensondersteuning het gevolg was van nieuwe regelgeving en dat hier niet van kon worden afgeweken.
In hoger beroep stelt de appellant dat hij met de verlaagde uitkering niet kan rondkomen en vraagt hij om herinvoering van de tegemoetkoming KOB. De Raad overweegt dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het bepalen van sociaaleconomisch beleid en dat de vervanging van de tegemoetkoming KOB door de inkomensondersteuning AOW een legitiem doel dient, namelijk het besparen op uitkeringslasten. De Raad concludeert dat de inmenging in het eigendomsrecht van de appellant, zoals vastgelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, niet in strijd is met de wet, omdat de wetgever binnen zijn beoordelingsvrijheid is gebleven en de appellant voldoende tijd heeft gehad om zich aan te passen aan de nieuwe situatie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van de appellant af.