ECLI:NL:CRVB:2017:4282
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet gemelde bijschrijvingen op bankrekening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de herziening en terugvordering van bijstandsuitkering van appellant aan de orde is. Appellant ontvangt sinds 30 maart 2012 bijstand op basis van de Participatiewet. Naar aanleiding van een melding dat appellant op 2 februari 2014 werkend is aangetroffen, heeft de gemeente Den Haag een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de verleende bijstand. Dit onderzoek toonde aan dat er in de periode van 30 mei 2012 tot en met 1 februari 2015 op de bankrekening van appellant meer dan 100 bijschrijvingen en contante stortingen hebben plaatsgevonden, die appellant niet had gemeld. Op basis van deze bevindingen heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag besloten om de bijstand te herzien en de kosten van de bijstand terug te vorderen tot een bedrag van € 11.675,68.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat leidde tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar en een verlaging van de terugvordering tot € 11.090,68. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijschrijvingen op zijn rekening geen inkomsten betroffen. In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellant niet heeft aangetoond dat de bijschrijvingen op zijn rekening eigen geld betroffen en dat hij de inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze bedragen niet te melden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.