Uitspraak
OVERWEGINGEN
27 juni 2011 heeft het Uwv appellante met ingang van 11 augustus 2011 in aanmerking gebracht voor een WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet WIA.
6 juni 2014 gerapporteerd dat appellante bekend is met een bipolaire stoornis, die met lithium wordt behandeld. Daarnaast is er sprake van een depressief klachtenbeeld, waarvoor appellante geen antidepressiva meer gebruikt. Appellante heeft vermoeidheidsklachten die al sinds haar vroege jeugd lijken te bestaan. Ook is er sprake van concentratieproblemen. Uit neuropsychologisch onderzoek zijn geen aanwijzingen voor concentratie- en geheugenstoornissen gebleken. Volgens appellante “houdt het wel op na een uur inspanning”. Uit het dagverhaal blijkt dat sprake is van regelmaat op de dag en een goede zelfzorg. Het huishoudelijk werk laat appellante gewoonlijk aan derden over, maar ze eet regelmatig en kookt zelf. Ze volgt het nieuws en rijdt korte stukjes auto. Uit informatie van de behandelend psychiater komt naar voren dat er in het voorjaar van 2014 een depressieve terugval is geweest en misbruik van alcohol.
15 oktober 2014. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in door appellante nader overgelegde informatie van klinisch psycholoog-psychotherapeut J.K.M. Poell van
26 september 2014, waarbij mede wordt gewezen op aanwezigheid van een persoonlijkheid met obsessief-compulsieve trekken, geen aanleiding gezien tot bijstelling van het rapport van de verzekeringsarts. Aan het slot van zijn rapport heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep te kennen gegeven:
8 juni 2015 van Poell, die melding maakt van een recente ernstige manisch-psychotische ontremming, die de ernst van het ziektebeeld van appellante bevestigt. Volgens Poell moet ervan worden uitgegaan dat deze psychose, en eerdere in het verleden, manifestaties zijn van een continu aanwezig zijnde latent psychotische onderstroom, die overdekt wordt door de goede indruk die appellante naar buiten toe weet te maken. De ziekte kan door relatief geringe stressoren worden geluxeerd.
7 februari 2008, die aanleiding is geweest voor de toekenning van de WIA-uitkering, was er sprake van een organische psychose en depressie. In februari 2009 had appellante haar eerste manische periode en werd bij haar de diagnose bipolaire stoornis gesteld. Haar toenmalige psychiater sprak van een sombere prognose gezien de ernst van de depressieve fases met psychociteit en de daarop volgende langdurige depressies. Bij de WIA-beoordeling in 2009 was er volgens de verzekeringsarts van het Uwv sprake van een vrouw met een aanzienlijke psychiatrische problematiek. In 2013 waren er naast een toename van de psychische klachten sterke vermoeidheidsklachten. Bij een neurologisch onderzoek in december 2013 werd naast de aanwezigheid van een bipolaire stoornis tevens het vermoeden van ADHD uitgesproken. Uit brieven van psycholoog Poell en psychiater Bergoets van, onderscheidenlijk,
29 september 2014 en 6 juni 2014 blijkt dat in 2014 sprake was van misbruik van alcohol, dat appellante snel daarna weer onder controle had. Voorts was sprake van essentiële hypertensie en chronische vermoeidheid. Derks heeft in het bijzonder belang gehecht aan de door appellante in bezwaar overgelegde brief van Poell, waarin als diagnose werd gesteld: “bipolaire I stoornis, laatste periode depressief, gedeeltelijk in remissie; misbruik van alcohol; stoornis in de impulsbeheersing; ongedifferentieerde somatoforme stoornis en hypertensie.” Voorts acht Poell trekken van een dwangmatige persoonlijkheid aanwezig en heeft hij benadrukt dat appellante een overlevingsmodus heeft gevonden waarbij zij anderen probeert te ‘pleasen’. Dit laatste leidt Derks tot de vaststelling dat appellante bij de beoordeling door de verzekeringsartsen het slachtoffer is geworden van haar motivatie niemand tot last te willen zijn.
30 april 2017 te kennen gegeven dat de door Derks gegeven analyse van zijn overwegingen in het deskundigenrapport van 10 april 2017 voor zich spreekt. Met betrekking tot de opmerking van Derks dat de overwegingen over verslechtering of verbetering in het rapport van
10 april 2017 niet goed zijn te begrijpen heeft de deskundige aanvullend verduidelijkt dat
dezerecente decompensatie mogelijk. Ook hier geldt dat nadrukkelijk onderscheid dient te worden gemaakt tussen het gegeven dat de diagnose bipolaire stoornis enerzijds zorgt voor een blijvende kwetsbaarheid bij onderzochte, waarbij diverse factoren kunnen leiden tot een ontregeling/decompensatie en dat er anderzijds, tussen de episoden door, ook sprake kan zijn van, zoals ten tijde van het onderzoek werd geconstateerd, een meer adequaat functioneren, met minder beperkingen dan ten tijde van een decompensatie.”
€ 2.722,59. Voorts is er aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten van de door appellante geraadpleegde deskundige. Deze worden begroot op € 4.275,83.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 17 oktober 2014;
- herroept het besluit van 15 juli 2014;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 17 oktober 2014;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot het bedrag van € 6.998,33;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 168,- voldoet.
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2017.