ECLI:NL:CRVB:2017:4167
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake persoonsgebonden budget en procesbelang
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door zijn vader en advocaat mr. A.W.J. van der Meer, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Zorgkantoor, dat het bezwaar van de appellant tegen de vaststelling van zijn persoonsgebonden budget (pgb) voor 2014 kennelijk niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het Zorgkantoor dit ten onrechte had gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard. De Raad bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat het Zorgkantoor het pgb van de appellant voor 2014 niet op een hoger bedrag kan vaststellen, ondanks de hogere indicatie die met terugwerkende kracht door het CIZ is verleend. De Raad stelt vast dat het Zorgkantoor het verantwoorde bedrag van € 28.814,- heeft goedgekeurd en dat er geen aanvullende kosten van meerzorg kunnen worden betrokken bij de vaststelling van het pgb. De Raad wijst erop dat het niet kunnen verantwoorden van zorgkosten in dit geval voor rekening van het CIZ komt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.