ECLI:NL:CRVB:2017:4131
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde kasstortingen
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 30 januari 2009 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen heeft de bijstand van appellant herzien over de periode van 1 augustus 2014 tot 1 mei 2015, omdat appellant zeven kasstortingen heeft verricht tot een totaalbedrag van € 2.625,-, waarvan hij geen melding heeft gemaakt. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college de nodige kennis over de relevante feiten moet vergaren en dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor herziening is voldaan, in beginsel op het college rust. De Raad oordeelt dat de kasstortingen als inkomen moeten worden aangemerkt, omdat appellant deze niet heeft gemeld en de herkomst onduidelijk is. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de kasstortingen als middelen in de zin van de PW moeten worden aangemerkt, en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het om terugbetalingen ging.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond bestaat voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken op 28 november 2017.