ECLI:NL:CRVB:2017:41
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijke aansprakelijkheid bijstand en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, [Naam A], ontving sinds 1 januari 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen heeft op 17 februari 2014 de bijstand van de appellant ingetrokken per 1 februari 2013 en een bedrag van € 16.915,25 teruggevorderd. Dit gebeurde omdat de appellant en [Naam A] een gezamenlijke huishouding voerden zonder dit te melden bij het college. De appellant werd hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de terugvordering van de bijstandskosten.
Na een ongegrond verklaard bezwaar tegen de brief van 17 februari 2014, heeft de rechtbank de beslissing van het college bevestigd. De appellant ging in hoger beroep, waarbij de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de brief van 17 februari 2014 geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht bevatte. De Raad stelde vast dat de hoofdelijke aansprakelijkheid pas aan de orde kan zijn als er een besluit tot medeterugvordering is genomen. Aangezien dit niet het geval was, had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van de appellant gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd, het besluit van 4 juni 2014 vernietigd en het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het college veroordeeld in de kosten van de appellant, die in totaal € 2.970,- bedragen, en moet het college het griffierecht van € 168,- vergoeden.