ECLI:NL:CRVB:2017:4073
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verantwoording persoonsgebonden budget en verplichtingen zorgverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die een persoonsgebonden budget (pgb) had ontvangen van het Zorgkantoor, was in geschil over de verantwoording van de besteding van dit budget. Het Zorgkantoor had het pgb vastgesteld op een lager bedrag dan oorspronkelijk verleend, omdat de appellant niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Regeling subsidies AWBZ (Rsa). De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd dat de zorgverlener, wiens naam niet is vermeld, daadwerkelijk AWBZ-zorg had verleend. De appellant had geen zorgovereenkomst overgelegd en er was onvoldoende duidelijkheid over de activiteiten en methodes van de zorgverlener. De Raad benadrukte dat de verantwoording van de besteding van het pgb de eigen verantwoordelijkheid van de verzekerde is, ook als deze het beheer van het pgb aan een derde heeft uitbesteed. De Raad concludeerde dat het Zorgkantoor terecht het pgb lager had vastgesteld en de onverschuldigd betaalde voorschotten had teruggevorderd.
De uitspraak bevestigt de noodzaak voor zorgverzekerden om aan de administratieve verplichtingen te voldoen en dat het Zorgkantoor de bevoegdheid heeft om pgb's aan te passen indien niet aan de voorwaarden is voldaan. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat het Zorgkantoor niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen, en het hoger beroep van de appellant werd afgewezen.