ECLI:NL:CRVB:2017:4058
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verantwoording van persoonsgebonden budgetten en terugvordering door zorgkantoren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een appellante die een persoonsgebonden budget (pgb) had ontvangen van het Zorgkantoor voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 september 2014. Het Zorgkantoor stelde het pgb op nihil vast en vorderde een bedrag van € 8.065,10 terug, omdat de appellante haar pgb niet op de juiste wijze had verantwoord. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellante verantwoordelijk was voor de verantwoording van het pgb, ook al had zij het beheer uitbesteed aan derden. De Centrale Raad bevestigde deze lijn van redenering en oordeelde dat het Zorgkantoor terecht gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om het pgb lager vast te stellen en het te veel betaalde bedrag terug te vorderen. De Raad benadrukte dat de verantwoording van de besteding van het pgb de eigen verantwoordelijkheid van de budgethouder is, ongeacht of het beheer aan een derde is uitbesteed. De appellante had aangevoerd dat zij slachtoffer was van fraude door haar zorgverleenster, maar de Raad oordeelde dat dit niet leidde tot een andere conclusie over de verantwoordelijkheid van de appellante. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.