Uitspraak
2 november 2015, 14/7880 (aangevallen uitspraak)
mr. W.M.J. Evers.
OVERWEGINGEN
WW-uitkering met ingang van 16 januari 2013 herzien en de volgens het Uwv onverschuldigd betaalde uitkering van in totaal € 4.573,10 van appellant teruggevorderd. Appellant heeft deze herziening en terugvordering niet in rechte aangevochten.
€ 2.290,-.
niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. Het Uwv is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van de door het Uwv verstrekte informatie in het kader van de WW-uitkering het appellant voldoende duidelijk had moeten zijn dat hij zijn arbeidsovereenkomst bij [BV] aan het Uwv had moeten meedelen, nu dit feit van invloed was op zijn recht op uitkering dan wel op de hoogte daarvan. Nu geen ministeriële regeling als bedoeld in de laatste volzin van artikel 25 van de WW is vastgesteld, is de op appellant rustende inlichtingenverplichting nog onverkort van toepassing. Appellant heeft ter zitting verklaard dat hij voor 16 januari 2013 niet met zijn werkcoach heeft gesproken over het feit dat hij in loondienst bij [BV] kon treden, omdat de werkcoach steeds afwezig was. Nu appellant geen melding heeft gemaakt van zijn inkomsten uit arbeid heeft hij zijn inlichtingenverplichting geschonden en was het Uwv gehouden een boete op te leggen. De rechtbank ziet in de persoonlijke situatie van appellant geen dringende reden om van het opleggen van een boete af te zien. Naar het oordeel van de rechtbank is de boete van € 2.290,- op de juiste wijze vastgesteld.
BESLISSING
ongegrond is verklaard;
- vernietigt het besluit van 23 april 2015;
- stelt het bedrag van de boete vast op € 2.286,55 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats
treedt van het besluit van 23 april 2015;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.980,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 123,-
vergoedt.