In deze zaak heeft appellante op 19 mei 2015 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). De aanvraag werd afgewezen door het CIZ, dat na een huisbezoek en dossieronderzoek concludeerde dat de grondslag psychiatrie dominant was. Dit leidde tot de afwijzing van de aanvraag, omdat deze grondslag niet is opgenomen in de Wlz. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het CIZ handhaafde zijn standpunt. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting op 11 oktober 2017 was appellante niet aanwezig, maar CIZ werd vertegenwoordigd door mr. S. Kersjes-van Bussel. Appellante betwistte de afwijzing en vroeg om benoeming van een onafhankelijke deskundige, maar de Raad oordeelde dat de adviezen van de medisch adviseurs van CIZ zorgvuldig waren en dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat een psychiatrische grondslag geen recht geeft op Wlz-zorg. De uitspraak werd gedaan op 22 november 2017.