Uitspraak
.Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door C. Jeurink, drs. F.J.J.D. Koster en D.F.J. de Vries.
OVERWEGINGEN
,waarbij sprake was van een vermoeden dat seksuele handelingen waren verricht, heeft de gemeente een onderzoek gestart. Tijdens dit onderzoek kwam een tweede voorval aan het licht, te weten dat appellant vanaf het voorjaar van 2014 op het werk door ordners met archiefdocumenten voor zijn schoonfamilie heeft laten digitaliseren
.Dit tweede voorval gaf aanleiding tot nader onderzoek.
,heeft het college bij besluit van 27 juni 2016 appellant met ingang van 1 augustus 2016 de disciplinaire straf van ongevraagd ontslag opgelegd als bedoeld in artikel 8:13 van de Enschedese Arbeidsvoorwaardenregeling (EAR). Aan het strafontslag is ten grondslag gelegd dat appellant zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim, bestaande uit:
.Appellant heeft in hoger beroep opnieuw bestreden dat sprake is van ernstig plichtsverzuim. Hij erkent dat hij persoonlijke gesprekken met [A.] heeft gehad over zijn en haar privé-situatie en dat dit op 11 februari 2016 heeft geleid tot het innig omhelzen en zoenen met [A.] op de werkplek. Appellant erkent dat hem in zoverre een verwijt valt te maken. Appellant ziet echter niet in dat hij niet verantwoord met de belangen van [A.] als ondergeschikte is omgegaan. [A.] behoort weliswaar tot de doelgroep van de Wet sociale werkvoorziening, maar in zijn ogen was zij psychisch niet kwetsbaar en was sprake van een gelijkwaardige relatie.
.Duidelijk is dat het college hierdoor schade heeft geleden.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.